In onze gemeente gebeurden tot hiertoe nog maar weinig archeologische opgravingen. De enkele voorwerpen die ontdekt zijn, zijn eigenlijk toevallige vondsten. Tot de oudste ontdekkingen behoren enkele stukken van een slagtand van een mammoet uit de Steentijd (tot ca. 3.000 vóór Christus). Uit de Late Bronstijd (ca. 1.100 tot 800 vóór Christus) dateert een bronzen lanspunt: een eerste spoor dat wijst op menselijke aanwezigheid - maar daarom nog niet op bewoning, omdat de lanspunt evengoed kan achtergelaten zijn door passanten. Zekerheid dat de gemeente bewoond was kregen we tot voor kort enkel door twee vondsten uit de Vroege IJzertijd (ca. 800 tot 500 vóór Christus): een klein potje, gevonden in de Rechtstraat, en een urn, opgegraven in de Binnenweg. Volgens archeologen behoren ze allebei, zowel in de omgeving van de Rechtstraat als van de Binnenweg, tot een urnenveld: dat betekent dat er daar in die periode mensen woonden.
De recente ontdekking van sporen van een woning uit de Midden-Bronstijd (ca. 1.800 tot 1.100 vóór Christus) aan de Spoorweglaan is dan ook bijzonder belangrijk. Dit toont immers aan dat hier in die tijd al een huis stond, met daarrond enkele bijgebouwen en kleine opslaggebouwtjes. Vondsten van huisplattegronden uit die periode zijn in Vlaanderen heel zeldzaam, en daarom ook bijzonder. Deze ontdekking bewijst bovendien dat onze gemeente véél vroeger bewoond was dan oorspronkelijk gedacht.
Het is pas met de komst van geschreven documenten dat we de geschiedenis van Duffel écht leren kennen. De naam van onze gemeente komt voor het eerst voor in 1059, en schreef men in het begin als Duffla. Dit is eigenlijk gegroeid uit een samenvoeging van twee woorden, dubro en lo(cus), en betekent plaats bij het water.
Van in de middeleeuwen was Duffel verdeeld in drie heerlijkheden: Duffel-Hoogheid, Duffel-Voogdij en Duffel-Perwijs. Elke heerlijkheid had een eigen bestuur, maar voor sommige zaken werd er wel samen vergaderd: bijvoorbeeld voor alles wat met de brug over de Nete te maken had, of met de wekelijkse markt. De drie Duffels werden pas definitief tot één gemeente verenigd tijdens de Franse periode, in 1796.
Vanaf de 15de eeuw maakte Duffel een echte bloeiperiode door dankzij de weefnijverheid. De hier geweven stof, Duffels laken, werd tot ver buiten de grenzen verkocht: in Keulen, Lübeck, zelfs tot in Riga (Letland) vinden we hier sporen van, en later vooral in Spanje en Portugal. Woorden zoals duffel (: zware, ruwe stof) en de na de Tweede Wereldoorlog zo populair geworden duffelcoat herinneren hier nog steeds aan. Tijdgenoten beschreven de gemeente als zeer bekend, dichtbevolkt en een plaats waar vele buitengewoon mooie huizen stonden. Er werd niet enkel gewerkt: ook ontspanning nam een belangrijke plaats in. Net als elders waren er verschillende verenigingen in Duffel.
Naast twee religieuze broederschappen - de Gilde van Sint-Martinus en de Onse Vrouwe Gulde van Duffele, bestonden er drie schuttersgilden: de Gilde van de edele voet- of kruisboog van Sint-Joris, de Oude en de Jonge Gilde van Sint-Sebastiaan.
De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) betekende jammer genoeg het definitieve einde van deze welvaart. Heel wat mensen vluchtten weg, de bevolking daalde pijlsnel, en Duffel zou voor lange tijd indommelen en één van die vele typische landbouwgemeenten worden.
Een ander gevolg van die oorlog was dat kort nadien, in 1652, enkele begijntjes uit het Nederlandse Oosterwijk zich in Duffel vestigden. Wie kon toen vermoeden dat dit niet alleen het prille begin was van het huidige klooster van het Convent van Betlehem, maar ook van verschillende scholen en verzorgingsinstellingen in het Duffel van vandaag ...
In de loop van de 19de eeuw nam de industrie een steeds belangrijker plaats in. Dankzij de ligging aan de Nete en aan de nog jonge spoorlijn Brussel – Antwerpen, beschikte de gemeente over een vlotte verbinding met de belangrijkste steden en de Antwerpse wereldhaven. Met de vestiging, kort vóór 1850, van een fabriek voor het maken van wollen stoffen, het eerste moderne bedrijf mét stoommachines, deed ook de industriële revolutie haar intrede in Duffel. Belangrijker nog was de oprichting van enkele steenbakkerijen een kwarteeuw later. Met ruim 500 arbeiders (tenminste in de beste jaren) waren zij de grootste werkgever in Duffel. De hoge ovenschouwen zouden jaren mee het uitzicht van Duffel bepalen. Een andere belangrijke speler was de grote papierfabriek, die kort na 1900 werd opgericht - en trouwens als enig oud bedrijf tot op de dag van vandaag actief is.
Opnieuw zou het oorlogsgeweld hard toeslaan: de Eerste Wereldoorlog eiste een zware tol. Het dorpscentrum werd voor een groot gedeelte vernield, en de industrie kwam zwaar gehavend uit de strijd.
Niet voor niets werd Duffel na de oorlog gerekend tot de verwoeste gewesten, net zoals het gebied aan de Ijzer ...
Nauwelijks 20 jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit: weer een tijd van veel menselijk leed, maar ditmaal was de materiële schade voor onze gemeente gelukkig veel beperkter. Op economisch vlak zou de landbouw in de loop van de twintigste eeuw definitief naar de achtergrond verdwijnen. Naast de industrie, met heel wat nieuwe bedrijven en kmos, kende zeker de dienstensector een sterke groei, waarbij vooral onderwijs en zorgverlening een belangrijke plaats innemen.
In de 16de eeuw stond Duffel bekend als een mooi dorp versierd met vele extra-ordinaris schone huizen. Vandaag, enkele eeuwen later, zorgen het landelijke karakter van de gemeente, het vele groen en de gezellige wandel- en fietsdijken langs de boorden van de Nete er voor dat Duffel nog steeds die aangename plaats is om te wonen.